Na Het Drama Ahold en De Prooi leek het nieuwste boek van journalist Jeroen Smit nu eens vrolijk te eindigen. Het hoofdkantoor van Unilever zou naar Rotterdam verhuizen. Het zou de kroon op het werk van ceo Paul Polman worden. Het liep anders.
bron: FD
door: Lisa van der Velden, Job Woudt
Vestia, Imtech en Rochdale vielen af: het moest geen Shakespeareaans drama worden. Hoe het níet moest, wist Jeroen Smit nu wel. Zijn eerste twee boeken gingen al over falende leiders. Over hebzucht, onkunde en hoogmoed, en de gevolgen voor twee iconische Nederlandse bedrijven, Ahold en ABN Amro. Daaraan had hij al zo veel letters besteed.
Paul Polman, ceo van een ander Nederlands icoon, leek het tegenovergestelde type leider. Vanaf het moment dat Smit de topman van levensmiddelenproducent Unilever zag spreken, op een bijeenkomst in 2011, was hij gefascineerd. Hier stond geen ‘platte ceo’, maar iemand met een geheel eigen missie: de moraliteit in het bedrijfsleven terugbrengen. Weg met de dominantie van het kortetermijndenken op de financiële markten. Weg met de macht van hongerige financieel analisten, die Polman spreadsheet monkeys noemt.
Snel rijk worden mag nooit het doel zijn, vindt Polman. Het gaat om geld verdienen door het goede te doen. ‘Hij was geen onderdeel van Unilever, maar stond ernaast, erbuiten, erboven’, herinnert Smit zich. ‘Hij was heel eerlijk ook: Unilever was voor hem een middel. Hij kwam sympathiek over, maar ook gevaarlijk. Ik dacht echt: wat is dít nou?’
Vijf jaar later diende een idee voor een boek zich aan. In februari 2017 hoorde Smit tijdens een strandwandeling dat het Amerikaanse levensmiddelenconcern Kraft Heinz het Brits-Nederlandse Unilever, fabrikant van onder meer Unox, Omo en Calvé, wilde overnemen. ‘Toen wist ik het: dit is Milton Friedman versus Paul Polman. Dit is mijn volgende boek. Vandaar de titel: Het Grote Gevecht.’
Waarom Friedman versus Polman?
‘Als het mag, en je wordt er rijk van, moet je het doen. Dat was zo ongeveer de filosofie van Milton Friedman [econoom en Nobelprijswinnaar, red]. De ceo van Kraft Heinz, Braziliaan Alexandre Behring, is de belichaming van dat gedachtegoed. Zijn strategie is kopen, uitpersen, kopen, uitpersen, etcetera. Alles om zo snel mogelijk zo rijk mogelijk te worden. In de ogen van Paul Polman zijn mannen als Behring halve mensen. En dus ervoer hij de mogelijke overname, die even vijandig leek te worden, als een bijna-doodervaring.’
‘Na zo’n overnamebod staat een ceo voor een duivels dilemma. Houd je vast aan je eigen waarden, of neem je de agenda van jouw belager gedeeltelijk over, om een nieuwe aanval te voorkomen. Bijvoorbeeld door aandelen in te kopen, schulden aan te gaan en snel de winstgevendheid op te voeren. Paul Polman koos voor het laatste. Hij voelde zich schuldig over het onverwachtse overnamebod, parkeerde zijn focus op duurzame resultaten, en besloot de rotzooi op te ruimen. Ik weet niet wat ik zelf zou doen, maar wel dat we het van dit soort mensen moeten hebben. Leiders die de horizon verleggen, en vrijheid koppelen aan verantwoordelijkheid.’
Voor Polman was Unilever een vehikel voor zijn dadendrang. Is dit boek uw vehikel om die boodschap voor het voetlicht te brengen?
‘Misschien wel. Begrijp me niet verkeerd, ik ben heel erg van de waarheidsvinding. Journalistiek gaat om checks-and-balances. Wat mij betreft wordt elke ceo elke week door een journalist gebeld om verantwoording af te leggen.
‘Maar in mijn hoofd zie ik steeds drie fasen voor me. Eerst vertelde de kerk wat we moesten doen. Elke zondag hoorden we: “Wat u niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”. Toen kwam de overheid, met zijn maakbare samenleving. En toen ik redacteur bij het FD was, begin jaren negentig, geloofden we dat we alles aan de markt moesten overlaten. Zelfs gevangenissen mochten wat ons betreft in private handen komen.’
‘Inmiddels is duidelijk dat de markten niet volstaan. We moeten het zelf doen. De mens wordt leidend, maar wie staat er op? Daarom hoop ik dat dit boek ceo’s stimuleert tot nadenken: wat doe ik op deze wereld? In die zin is mijn boek wel een oproep.’
Toch een tragedie
Polmans leiderschap eindigt (heel) anders dan het begint. Bij zijn aantreden, vlak na de financiële crisis in 2008, valt zijn boodschap in goede aarde. Maar gaandeweg neemt de wereld ‘een andere afslag’, schrijft Smit. Terwijl Polman blijft preken tegen de ieder-voor-zich-en-God-voor ons-allen-houding, stemmen de Britten voor brexit en de Amerikanen voor Donald Trump.
Polman gaat ook steeds harder voor de troepen uitlopen. Zonder achterom te kijken. Onderweg verliest hij niet alleen begrip van journalisten, analisten en collega’s, maar ook draagvlak om zijn ambitieuze ideeën uit te voeren. De verhuizing naar Rotterdam eindigt in een veelbesproken sms’je naar premier Mark Rutte, die het afschaffen van de dividendbelasting vervolgens van tafel haalt.
In het laatste hoofdstuk over die pijnlijke episode blijkt hoe gefrustreerd Polman over die mislukking was. Een interview in het AD, bedoeld om het imago van Unilever en zijn eigen erfenis te redden, verloopt compleet anders als bedacht. Polman laat zich kennen en zich gaan. ‘Je stelt de juiste vraag niet!’, verweet hij de journalisten.
Is dit boek niet toch een tragedie geworden?
‘Ik hoopte dat het hoofdkantoor van Unilever naar Rotterdam zou komen. Dat zou een overwinning zijn voor het Europese stakeholdersmodel, en een happy end voor mijn boek. Een soort oranje-boven-gevoel.’
‘Maar het eindigt inderdaad toch weer in een drama. Polman was een moedige pionier, maar moedige pioniers voelen zich vaak niet gehoord. En gaan dan nóg harder roepen, waardoor de rest steeds verder van ze vervreemd raakt. Vandaar ook de ondertitel: het eenzame gelijk van Paul Polman. Hij heeft gelijk: duurzaam ondernemen heeft de toekomst. Maar heeft hij het ook gekregen?’
Zegt u het maar. Is Milton Friedman verslagen?
‘De wedstrijd is natuurlijk nog bezig, maar uiteindelijk zal Paul Polman winnen, denk ik. Ik weet alleen niet of we op tijd in staat zijn om crises te voorkomen, zoals hij denkt. Misschien komen mensen pas in beweging als er anderhalf miljard klimaatvluchtelingen zijn, over twintig, dertig jaar. Zonder acute nood denken we aan het einde van de maand, niet het einde van de wereld.’